'Gewoon' blijven tennissen tijdens de oorlog

24 april 2025


1940 – ‘Een groote ramp’
De vereniging, die sinds 1933 twee tegelbanen en twee kleedkamers met douches heeft (op de plaats van de vier padelbanen), telt aan het begin van het eerste oorlogsjaar 21 senior- en 10 juniorleden.
De wedstrijden vinden doorgang, ondanks “een groote ramp: eerst overweldigd en later bezet door duitsche troepen”. Er is, hoe vreemd het nu ook mag klinken “toch veel animo dit jaar (…) een uitstekend seizoen”. 
Het jaarverslag sluit zo af: “Over volgend seizoen valt nu reeds de schaduw van den oorlog; er dreigt namelijk een ballennood. Maak er van wat er van te maken is.”

1941 – ALV tijdens ‘rellen’
Het ledenaantal verdubbelt ruim naar 45. De contributie gaat drastisch omlaag naar ƒ 5,- per jaar wegens de dreigende ballennood. De twee baancommissarissen constateren een “deplorabele toestand: rasterwerk kapot, matten verteerd, tegels ongelijk en bevuild met kolengruis.” Er wordt contact hierover gezocht met wethouder De Roo.
De Algemene Ledenvergadering heeft “een prettig verloop, in tegenstelling met de toestand op de markt, waar gevochten werd…” Er wordt in die decennia vergaderd in Hotel Centraal op de Groote Markt (hoek Papegaaistraat, gesloopt in 1970). Dit vechten wordt bevestigd door de Duitsgezinde PZC van 17 maart 1941, die spreekt over “op een relletje beluste jongelui”. In die weken komen Goese jongeren geregeld in opstand tegen de bezetting door bij NSB-ers en overheidsgebouwen ruiten in te gooien en slaags te geraken met de Weerbaarheidsafdeling (WA) van de NSB; dit wordt gezien als een kantelpunt: de Duitsers zijn hierna aanzienlijk onverdraagzamer. 
De voorspelde ballenschaarste valt uiteindelijk mee. Er is veel gespeeld, ook de gebruikelijke wedstrijden. Het jaarverslag eindigt vergeefs hoopvol: het nieuwe jaar “zal zoo beslissend zijn voor den oorlog”.


't Halve Maantje had vanaf 1933 twee tegelbanen met de toegang via de Polderdijk, nu Westhavendijk en dus onze achterkant. De twee kleedruimten waren voorzien van douches (de rondgemetselde delen).Na de oorlog nam 't Halve Maantje de banen van het ter ziele gegane 'Sla Raak' ook in gebruik, zodat er sprake was van vier banen. Het witte bordje, dat nog steeds zichtbaar is, vermeldt dat hier de toegang is naar de tennisbanen 1 en 2.  

1942 – Nieuwe bal-lotage
De contributie gaat omhoog naar ƒ 7,50 vanwege het ‘herleggen’ van de baan aan het begin van het seizoen. Het ledental stijgt naar 53.
Er zijn 75 oude en 48 nieuwe ballen ontvangen. De oude “moeten bekleed en opgepomt worden” (tennisballen zijn in die tijd van leer, gevuld met lucht en bekleed met een stof, wellicht flanel, die ze ruwer maakte, waardoor het racket er meer grip op had). De nieuwe ballotageregel: een nieuw lid moet “over drie hebbelijke ballen beschikken”. Er wordt weer veel gespeeld, ondanks de ballennood; de opgepompte ballen “liepen leeg en zagen er uit als een geplukte kip.”
Een paar huwelijken tussen (oud-)leden worden opgesomd en ook een zwangerschap: “onze beste damesspeelster Mevr. v. Riesen.”
Over volgend jaar: “Het is mogelijk, dat er door oorlogsdaden weinig gespeeld zal kunnen worden, maar als deze tot bespoediging van de vrede zullen leiden, zal wel niemand mopperen.”

1943 – Tweede in Stedenwedstrijd 
Contributie en ledental zijn stabiel. Het plan wordt opgevat om een trainer te “engageeren”, samen met ‘Sla-Raak’, de buurman, die ook twee banen heeft (onze huidige tennisbanen 2 en 3). Bij de traditionele Stedenwedstrijd wordt Goes – vooral ’t Halve Maantje natuurlijk! – tweede achter Terneuzen.
Het ballenprobleem krijgt aan het eind van het seizoen “katastrophale afmetingen”. “Het nieuwe seizoen zal toch ongetwijfeld te lijden hebben van de groote oorlogsgebeurtenissen, die op komst zijn, maar niettemin hopen wij dat heel wat balletjes geslagen worden.”

1944 – ‘Moffen-spitactie’ 
Door een “ballenactie” onder leden "konden wij in totaal 131 tennisballen te voorschijn tooveren”, hoewel die wel bekleed en opgepompt moeten worden; het ballenprobleem is even minder netelig. Om tot afspraken over wedstrijden tegen andere clubs te komen, blijken “gebrekkige communicatiemiddelen” vaak de bottleneck te zijn.
In mei “verwisselden enkele mannelijke leden het racket tijdelijk voor de spade” (een vorm van Arbeitseinsatz: het plaatsen van palen – ‘Rommelasperges’ – her en der op de Bevelanden om het landen van geallieerde (zweef)vliegtuigen en parachutisten te bemoeilijken. “Het komen naar de tennisbaan stond practisch gelijk met het plegen van sabotage” (in de ogen van de bezetter). In augustus “beleefde de moffen-spit-actie (dit wordt geschreven na de bevrijding!) wederom een hoogtepunt, doch niettemin werd er enthousiast geladderd” (interne wedstrijden om naar de top van de ladder te klimmen door te winnen).
Op een zondag in september/oktober (niet 29 oktober, waarop Goes wordt bevrijd) zijn er wedstrijden. “Jammer genoeg had het Geallieerd Opperbevel met het verder verloop van deze wedstrijden geen rekening gehouden en namen, bij de nadering van onze gevleugelde bevrijders (dit kan wijzen op zondag 1 oktober, toen Engelse bommenwerpers over Goes naar Yerseke vlogen om de haven daar te bombarderen) alle aanwezige tennissers, met uitzondering van enkele beroepshelden des middags om 4 uur de vlucht. Het was en bleef loos alarm…” Maar het betekent wel het einde van het tennisseizoen, een maand te vroeg.

1945 – Banen gevorderd
Op de ALV in maart - Zeeland is dan bevrijd gebied - is slechts één bestuurslid present, de rest is “elders”, vanwege werk in verband met “de nadere bevrijding van ons vaderland” (5 mei 1945). Het ledental is stabiel.
De banen zijn “gevorderd door de geallieerden”. De voorzitter heeft door onderhandelen bereikt dat zondags en ’s avonds onze leden wel mogen spelen, eventueel gelijk met “de Engelschen” (Goes wordt bevrijd door de Canadezen en komt tijdelijk onder Canadees bewind; pas later komen ook Schotse en Engelse militairen naar Goes, waardoor de verzamelnaam “Engelschen” plausibeler wordt, bovendien spreken ze allemaal Engels…), “waartegen natuurlijk geen bezwaar kan zijn”. Door de vordering hoeft door de club even geen baanhuur – toen nog geen privatisering! – te worden betaald. De geallieerden tennissen echter “slechts sporadisch”.
Een lid is geroyeerd omdat hij zijn contributie niet heeft voldaan, vanwege “het moeten verblijven in Fort Ellewoutsdijk” (daar worden direct na de oorlog NSB-ers langdurig geïnterneerd, in afwachting van hun berechting).
Er zijn ballen naar Amsterdam opgezonden om opgepompt te worden. Een bestuurslid heeft geprobeerd nieuwe ballen in België te kopen, maar zag er vanaf: ƒ 80,- a ƒ 100,- per stuk (op de ‘zwarte markt’?) Aan het eind van het seizoen lijkt het te verbeteren; een goede tennisschoen wordt nu een groter probleem.
Er is in dit jaar na de bevrijding “weinig lust” om te spelen, met ook nauwelijks wedstrijden. Tijdsomstandigheden? Ballen? Ander spelmateriaal? Het bestuur weet het niet, maar wel “dat ’t Halve Maantje een weinig verheffend beeld van het tennisleven bood”. Volgend jaar beter graag, “tot heil van onze mooie sport”, aldus de slotwens van het jaarverslag.

Tenslotte
In 1946 is er nog steeds weinig animo; het ledental zakt naar 41 en dat wordt later nog minder. De omstandigheden worden wel beter. Er is geen gebrek meer aan ballen en schoeisel, hoewel dat laatste wel erg slecht van kwaliteit is. Er is in de verslagen geen melding gemaakt van verdwenen of door de oorlog omgekomen leden; het is aannemelijk dat die er dan ook niet zijn geweest.
Het normale tennisleven herpakt zich. Nou ja, herpakken? De op tegelbanen spelende lawntennisvereniging ’t Halve Maantje te Goes heeft gedurende de Tweede Wereldoorlog intensief geprobeerd dat gewone tennisleven juist 'gewoon' door te laten gaan…

 Arend van der Wel

Nieuwscategorieën

Vragen?

logo

E-mail

[email protected]

Telefoon

+31 113 215 183

Sportpark Het Schenge (ingang Zuid)

Geldeloozepad 5b
4463 AJ Goes

KVK-nummer

54052823